Eind januari verliet ik mijn huis in Virginia, waar ik werk als plastisch en reconstructief chirurg, en sloot me aan bij een groep artsen en verpleegsters die met de humanitaire hulpgroep MedGlobal naar Egypte reisden om vrijwilligerswerk te doen in Gaza. Ik heb in andere oorlogsgebieden gewerkt. Maar wat ik de volgende tien dagen in Gaza zag, was geen oorlog – het was vernietiging. Bij het Israëlische bombardement op Gaza zijn minstens 28.000 Palestijnen gedood. Vanuit Caïro, de hoofdstad van Egypte, reden we 12 uur oostwaarts naar de grens met Rafah. We passeerden kilometerslange geparkeerde vrachtwagens voor humanitaire hulp omdat ze Gaza niet binnen mochten. Afgezien van mijn team en andere gezanten van de Verenigde Naties en de Wereldgezondheidsorganisatie waren er maar heel weinig anderen aanwezig. Het binnenkomen van zuidelijk Gaza op 29 januari, waar velen uit het noorden zijn gevlucht, voelde als de eerste pagina’s van een dystopische roman. Onze oren waren gevoelloos door het constante gezoem van wat mij werd verteld dat het de surveillance drones waren die constant rondcirkelden. Onze neuzen werden verteerd door de stank van 1 miljoen ontheemden die in de directe omgeving woonden zonder adequate sanitaire voorzieningen. Onze ogen verdwaalden in de zee van tenten. We verbleven in een pension in Rafah. Onze eerste nacht was koud en velen van ons konden niet slapen. We stonden op het balkon naar de bommen te luisteren en zagen de rook uit Khan Yunis opstijgen. Bij één gelegenheid werden een handjevol kinderen, allemaal tussen…
Lees verderWees de eerste om te beantwoorden aan deze algemene discussie